THUIS

 

Daar waar de lage, volle wolken wonen,

het vlakke landschap drenken en bewaken

en waar, midden de fluisterende dijken,

de kreken en de sloten gedachten stromen laten,

waar zinderend tussen de forse bomen,

op deze Wase grond genot en smaak

gewoonweg voor het grijpen liggen,

daar is het leven ongekunsteld schoon,

daar ben ik steevast, gaarne thuis.

 

Daar waar de stilte en de roerloosheid

als troefkaart worden uitgespeeld,

waar eigenheid een werkwoord is

en leeft en woont in ieders ziel,

daar ben ik ongetwijfeld thuis.

 

Daar waar de felle luchten wonen

waar kinderen hun dromen delen,

waar mensen gul en monter zijn

en in de straten en het kleine park

zo graag het samenzijn bekronen

over de kluit van generaties heen,

daar kom ik godsgelukkig thuis.

Kermis 2023

 

September schenkt ons schone dagen.

Bij natte dauw en zilvernevel

ontwaakt sereen het bronzen dorp,

dat zich na ’t broze ochtendgloren

weer tooit met dansend okergeel

en felle, uitgelaten kermiskleuren.

De struiken en de bomen

torsen hun vurig herfstgewaad,

omgorden glunderend de dijken,

waar ’t kleurenfeest zich nu ontvouwt,

waar na de hitte elk van ons

de knusse koelte welkom heet.

Als jij soms ook vanaf de hoge brug,

langsheen de schoon gekraagde kreken,

tussen de warm gelaarsde bomen

weer blijgezind ons  dorp ontmoet,

weet dan dat  kermis hier nog leeft.

Groet straks met vrolijk welbehagen,

terwijl de zon haar stralen zeeft,

de gulle vrienden van weleer.

Vier feest, omhels het samenzijn,

want kermis is maar ééns per jaar.

Dus kom maar af, ik tref je daar.

 

september 2023  

Cornelius ‘22

 

De dijken van september

lijken hier stil en langgerekt,

nattig en ritselend te rusten

in ‘t schaarse licht van prille herfst.

 

Het dorstig land ligt na de regens

als fris gepoetst en opgeboend

te blinken in het ochtendgrijs.

Het water uit de grauwe luchten

vult amper sloten langs de dreven

maar kleurt de grassen scherp en groen.

Het dorre kruid komt weer tot leven.

 

Terwijl de foorkramer het dorp

weer vol met leven bouwt,

de jeugd met enthousiaste blik

het groeiend park aanschouwt

en het verlangen naar mooi weer

tot bij de bakker hoorbaar is,

trekt ook de kermis zich op gang.

 

Wij lopen en wij hopen maar

op kleur en geur en streepjes zon,

op ’t welgezinde samenzijn

in ’t nest waar alles ooit begon.

 

 

16 september 2022

 

 

 

 

Meerdonks volkslied (melodie “Laat ons een bloem”, Louis Neefs) 

 

Dit is een dorp dat geprangd tussen dijken

al eeuwen de strijd voor de eigenheid voert.

Dit is een dorp dat voor niemand wil wijken,

argwanend  de rook van de haven beloert.

                                                                                                                                     

Meerdonk, ik zing van je velden en dreven.

Meerdonk, ik zing van je kerkje zo klein.

Een dorp waar het goed is en rustig om leven,

een thuis om altijd tussen mensen te zijn. 

 

Het leven deint mee met de weiden vol koeien.

De toren wordt af en toe binnengezet.

Hier kunnen de kind’ren ravotten en stoeien.

Hier is nog de ruimte voor spel en voor pret. 

 

Hier kunnen gesprekken nog eindeloos duren.

De wereld verbeteren kan hier bij bier.

En altijd is ergens een feest bij de buren.

De kermis brengt heimwee, vertier en plezier.

 

Dit is een dorp, een klein nest op zijn eigen

waar nog de fanfare de hoogste noot blaast.

En waar  in de stilte de vogels zelfs zwijgen:

een dorp dat zijn mensen beweegt en verbaast.

Kermis.

 

Terug de weg op

naar het oude dorp,

want vroeger is niet ver

en thuis is heel dichtbij.

 

Wij halen blij

de vriendschap binnen

en groeten de septemberzon.

Het park, de kerk,

het heden en verleden

hebben een herfstig rendez-vous

en in de schaduw van de toren

wordt - even maar -

de eigenheid opnieuw geboren.

 

Hier in het dorp waar het begon

groeit telkens weer

de warmte van weleer.

 

Nee, vroeger is niet ver,

maar thuiskomen

een hele klus.

Foto's Wim Van Mele

11 november, 2020

 

Alleen de regen breekt de stilte

en doet de bonkige kasseien blinken.

De klaproos draagt het zwijgend rood

van opgekropt, vergeefs verdriet.

Nog zwijgen alle wapens niet.

Nog zijn de misverstanden groot.

 

De aarde is een breekbaar kind,

ondanks een bos van witte linten

en herfst die met omfloerste tinten

ons weer aan moeder aarde bindt.

 

Wij kijken en wij wandelen

langs trage wegen naar het dorp

en zoeken hoop, geluk, houvast.

Het najaar draagt een loden last

die als een mist het land bedekt

en over veld en mensen trekt.

 

Maar in de harten huist geloof

op flarden licht en snippers hoop

en groeit glashelder toch het lied

dat zingt over een klare morgen

die aan het hartzeer uitkomst biedt.

Wij blijven trouw elkaar verzorgen.

We buigen, maar we breken niet.